-
1 geboren worden
geboren worden -
2 geboren worden
-
3 geboren worden
zur Welt kommen -
4 geboren worden
naseDicionário Português-Holandês e Holandês-Português > geboren worden
-
5 geboren worden
naître -
6 geboren worden
nase -
7 geboren
1 né (de)♦voorbeelden:hij is een geboren dichter • il est né poèteeen geboren Nederlander • un Hollandais de naissancemevrouw Jansen, geboren Smit • madame Jansen, née Smitblind geboren zijn • être aveugle de naissanceergens geboren en getogen zijn • être né et avoir grandi qp.waar en wanneer bent u geboren? • où et quand êtes-vous né?geboren worden • naîtrete vroeg geboren • né avant termeeen te vroeg geboren kind • un (enfant) prématuré¶ geboren zijn voor iets, om te • être né pour qc., pour 〈+ onbepaalde wijs〉 -
8 come into the world
-
9 родиться
geboren worden, ter wereld komen, ontstaan -
10 рождаться
geboren worden, ter wereld komen, ontstaan -
11 being born
geboren worden,geboorte -
12 nase
geboren worden [v], ontluiken, spruiten -
13 nase
geboren worden [v], ontluiken, spruiten -
14 naître
naître [netr]〈 werkwoord〉♦voorbeelden:→ enfantle jour commence à naître • de dag breekt aanv2) ontstaan -
15 gebären
gebären, parĕre(tr. u. intr.). – partum edere ( intr.). – edere(tr. zur Welt bringen). – eniti(tr. u. intr. mit Anstrengung und Schmerz) – Zuw. reichen auch gignere, generare, procreare (erzeugen, w. s.) hin. – Kinder jmdm. gebären, liberos ex alqo parĕre od. eniti: gebären wollen, parturire: zum ersten-, zum fünftenmal g., primum, quintum parĕre: zu früh g., abortum facere. – geboren wer. den, nasci. gigni (von einer, ex alqa); in lucem edi. lucem aspicere. in vitam venire, ingredi (das Licht der Welt erblicken, zur Welt kommen): es ist mir ein Söhnchen geboren worden, filiolo auctus sum. – nicht als Kon. sul geboren sein, non in cunabulis consulem factum esse. – ein geborener Fürst, genitus, ut regnet: ein geborener Grieche, in Graecia natus od. in Graecis genitus; ortu od. natione Graecus: er ist ein g. Biedermann, est naturā bonus: Hannibal, ein g. Feind der Römer, Hannibal natus adversus Romanos hostis: ein g. Soldat, vir ad arma natus; vir natus militiae. – zu etwas geboren (d. i. von Natur bestimmt), alci rei od. ad alqd natus; ad alqd factus; ad alqd natus aptusque. – Uneig., Reich tum gebiert Übermut, divitiae superbiam pariunt. – Gebären, das, partus. – Gebärzeit, partus od. pariendi tempus; auch bl. partus.
-
16 licht
licht1〈 het〉♦voorbeelden:licht van de maan • (le) clair de lune〈 figuurlijk〉 iets in een ander licht zien • voir qc. sous un jour nouveaubij mist groot licht • par temps de brouillard, allumez vos pharesvals licht • faux jourin het volle licht komen te staan • apparaître au grand jourhet licht aandoen • allumer (la lumière)er brandde nog licht op de studeerkamer • le bureau était encore allumé〈 figuurlijk〉 nu gaat mij een licht op! • j'y suis!met gedimde lichten • les phares mis en codehet licht uitdoen • éteindre (la lumière)dat werpt een nieuw licht op de zaak • cela jette un jour nouveau sur l'affaire〈 figuurlijk〉 je hoeft geen licht te zijn om … • il ne faut pas être une lumière pour …iets aan het licht brengen • révéler qc.aan het licht komen, treden • être révéléin (het) licht baden • être vivement éclairé〈 figuurlijk〉 nu komt er licht in de zaak • maintenant, l'affaire commence à devenir clairemet de lichten knipperen • faire des appels de pharesiets tegen het licht houden • tenir qc. à la lumière; 〈 figuurlijk〉 regarder qc. de plus prèsdoor rood licht rijden • griller un feu rouge————————licht2♦voorbeelden:licht arrest • arrêts simpleslichte cavalerie • cavalerie légèreeen lichte opmaak • un maquillage discreteen lichte verbetering • un léger mieuxlicht aangeschoten zijn • être un peu éméchélicht alcoholische dranken • boissons faiblement alcooliséeslicht glooiende helling • pente doucelicht aanraken • effleureriets licht(jes) opvatten • prendre qc. à la légèrelicht slapen • dormir d'un sommeil légertwaalf pond lichter worden • maigrir de six kilosde lichte partijen van een schilderij • les clairs d'un tableaulichte tabak • tabac blondhet wordt al licht • il commence à faire jourlicht ontvlambare stoffen • matières facilement inflammableslicht verteerbaar voedsel • aliments légersdat is licht te begrijpen • cela se comprend aisémentdat zal niet licht vergeten worden • on ne l'oubliera pas facilementmen zou licht gedacht hebben dat … • on aurait facilement pu penser que … -
17 jour
jour [zĵoer]〈m.〉1 dag3 opening ⇒ venster, naad♦voorbeelden:un jour ou l'autre • op een goede dagun jour de congé • een vrije dagjour d'exposition • kijkdagle jour des Morts • Allerzielenc'est le jour et la nuit • dat is een verschil als tussen dag en nachtjour de Pâques • paasdagjour des Rois • Driekoningenjour de sortie • vrije dagc'est à un jour de train • dat is één dag sporenvedettes d'un jour • eendagssterrenl'autre jour • een tijdje geleden, pas geleden, onlangsun beau jour • op een goede, mooie dagêtre dans son bon jour • z'n goede dag hebbenun de ces jours • één dezer dagenjusqu'à son dernier jour • tot zijn dood toetous les deux jours • om de andere dagjour férié • feestdagà jour fixé • op de afgesproken dag, datumdans huit jours • over een weekdonner ses huit jours à un domestique • een bediende ontslaance jour même • vandaag nogjours ouvrables • werkdagentous les jours • iedere dag, dagelijksde tous les jours • gewoon, alledaagsil y a un jour que … • het is een dag geleden dat …le jour d'avant, d'après • de vorige, volgende dagvenir à son jour et à son heure • geschieden op het door het lot bepaalde tijdstipd'un jour à l'autre • van de ene dag op de anderemettre à jour • bijwerkentenir à jour • bijhoudenêtre à jour • up-to-date zijn, bij zijnau jour le jour • gestaag, regelmatigofficier de jour • dienstdoend officierde jour • overdagservice de jour • dagdienstde nos jours • tegenwoordigde jour en jour • van dag tot dagle goût du jour • de thans heersende smaakc'est le héros du jour • hij is de held van de dagdu jour • van diezelfde dagnouvelles du jour • laatste nieuwsdes oeufs du jour • verse eierendu jour au lendemain • van de ene dag op de anderepar jour • per dagjour pour jour • op de dag afbeau comme le jour • beeldschoonclair comme le jour • zonneklaarun jour ou l'autre • op een goede dagun jour • eens, ooit, op een dag2 faux jour • slechte verlichting, vals lichtmettre au grand jour • openbaar makenjeter un nouveau jour sur • een nieuw licht werpen oppetit jour • ochtendschemeringen plein jour • op klaarlichte dagdonner le jour à un enfant • het leven schenken aan een kindse faire jour • duidelijk wordenil fait jour • het is dagdemain il fera jour • morgen komt er weer een dagle jour se lève • het wordt dagmettre au jour • aan het licht brengenvoir le jour • het levenslicht aanschouwen, geboren wordenpercer à jour • doorgronden, doorzien, doorhebben5 les vieux jours • de oude dag, ouderdomfinir ses jours à la campagne • z'n laatste levensdagen op het platteland slijten1. m1) dag2) (dag)licht3) venster2. joursm pl1) tijd -
18 provenio
prō-venio, vēnī, ventum, īre, vorwärtskommen, I) im allg., hervorkommen, 1) eig.: a) v. Pers.: qui in scaenam novo modo provenit, auftritt, Plaut. Pseud. 568. – b) v. Lebl.: sputum etiam biliosum et purulentum, sive separatim ista sive mixta proveniunt, Cels.: quibus feminis menstrua non proveniunt, Cels. – 2) bildl., hervortreten, zutage kommen, malum maximum, si id palam provenit, Plaut. capt. 222 Sch. – II) prägn.: A) hervorkommen = erzeugt werden, hervorwachsen, entstehen, 1) eig.: frumentum angustius provenerat, Caes.: cum provenisset segetum copia, Amm.: si (gregalia poma) provenere maturius, Sen.: plumbum provenit, Plin.: quae ibi proveniant, Liv.: ut quae provenerint colligam (im Bilde), Plin. ep.: huic lena proveni, Ov.: Ariaemenem primum quidem Dario, sed privato provenisse geboren worden, Iustin. – 2) übtr.: a) hervorgehen, entstehen, ut ex studiis gaudium, sic studia hilaritate proveniunt, Plin. ep. 8, 19, 2. – v. Pers. = entstehend aufkommen, proveniebant oratores novi, Naev. com. fr.: provenere ibi scriptorum magna ingenia, Sall.: quando non in omnibus gentibus varia ingenia provenere? Apul. – b) vorkommen, vorfallen, sich zutragen, quid certā quādam ratione plerumque proveniat, Colum.: Alexandro simile provenisset ostentum, Suet. – B) fortkommen, 1) eig., v. Gewächsen, wachsen, gedeihen, provenit stirps, Colum., arbor, Plin., mire silva, Plin. – prägn., v. Boden, novā ubertate provenire terram, gedeihe, erweise sich fruchtbar, Tac. ann. 16, 2. – 2) übtr.: a) v. Lebl., vonstatten gehen, ablaufen, ausfallen, ut initia belli provenissent, Tac.: sine malo, Plaut. – prägn., gut vonstatten gehen, gelingen, gedeihen, carmina proveniunt animo deducta sereno, Ov.: non ignavum et, si provenisset, atrox consilium iniit, Tac.: si destinata provenissent, Tac.: quidquid cogitaret volveretque animo, quamlibet magnum, id esse proventurum, Suet. – b) v. Pers., wegkommen, durchkommen, proveni nequiter, ich bin schändlich weggekommen, Plaut.: cum tu recte provenisti, gut weggekommen bist, glücklich geboren hast, Plaut.
-
19 provenio
prō-venio, vēnī, ventum, īre, vorwärtskommen, I) im allg., hervorkommen, 1) eig.: a) v. Pers.: qui in scaenam novo modo provenit, auftritt, Plaut. Pseud. 568. – b) v. Lebl.: sputum etiam biliosum et purulentum, sive separatim ista sive mixta proveniunt, Cels.: quibus feminis menstrua non proveniunt, Cels. – 2) bildl., hervortreten, zutage kommen, malum maximum, si id palam provenit, Plaut. capt. 222 Sch. – II) prägn.: A) hervorkommen = erzeugt werden, hervorwachsen, entstehen, 1) eig.: frumentum angustius provenerat, Caes.: cum provenisset segetum copia, Amm.: si (gregalia poma) provenere maturius, Sen.: plumbum provenit, Plin.: quae ibi proveniant, Liv.: ut quae provenerint colligam (im Bilde), Plin. ep.: huic lena proveni, Ov.: Ariaemenem primum quidem Dario, sed privato provenisse geboren worden, Iustin. – 2) übtr.: a) hervorgehen, entstehen, ut ex studiis gaudium, sic studia hilaritate proveniunt, Plin. ep. 8, 19, 2. – v. Pers. = entstehend aufkommen, proveniebant oratores novi, Naev. com. fr.: provenere ibi scriptorum magna ingenia, Sall.: quando non in omnibus gentibus varia ingenia provenere? Apul. – b) vorkommen, vorfallen, sich zutragen, quid certā quādam ratione plerumque proveniat, Colum.: Alexandro simile provenisset ostentum, Suet. – B) fortkommen, 1) eig., v. Gewächsen, wachsen, gedeihen,————provenit stirps, Colum., arbor, Plin., mire silva, Plin. – prägn., v. Boden, novā ubertate provenire terram, gedeihe, erweise sich fruchtbar, Tac. ann. 16, 2. – 2) übtr.: a) v. Lebl., vonstatten gehen, ablaufen, ausfallen, ut initia belli provenissent, Tac.: sine malo, Plaut. – prägn., gut vonstatten gehen, gelingen, gedeihen, carmina proveniunt animo deducta sereno, Ov.: non ignavum et, si provenisset, atrox consilium iniit, Tac.: si destinata provenissent, Tac.: quidquid cogitaret volveretque animo, quamlibet magnum, id esse proventurum, Suet. – b) v. Pers., wegkommen, durchkommen, proveni nequiter, ich bin schändlich weggekommen, Plaut.: cum tu recte provenisti, gut weggekommen bist, glücklich geboren hast, Plaut.Ausführliches Lateinisch-deutsches Handwörterbuch > provenio
-
20 προ-αναισιμόω
προ-αναισιμόω, vorher verwenden, Her. 2, 11, ἐν τῷ προαναισιμωμένῳ χρόνῳ πρότερον ἢ ἐμὲ γενέσϑαι, in der Zeit, die vorher verflossen, ehe ich geboren worden.
См. также в других словарях:
geboren werden — geboren werden, wird geboren, wurde geboren, ist geboren worden/ geboren sein 1. Wann und wo sind Sie geboren? 2. Sind Sie Silvia Schulz, geborene Angeloni? 3. Emil wurde um 0 3.47 Uhr geboren … Deutsch-Test für Zuwanderer
Geboren in Absurdistan — Filmdaten Deutscher Titel Geboren in Absurdistan Produktionsland Österreich/Türkei … Deutsch Wikipedia
mit einem goldenen Löffel im Mund geboren sein — [Redensart] Auch: • privilegiert sein • mit einem silbernen Löffel im Mund geboren sein Bsp.: • Diana musste sich noch nie wegen Geld Sorgen machen. Sie ist als Privilegierte geboren worden … Deutsch Wörterbuch
mit einem silbernen Löffel im Mund geboren sein — [Redensart] Auch: • privilegiert sein • mit einem goldenen Löffel im Mund geboren sein Bsp.: • Diana musste sich noch nie wegen Geld Sorgen machen. Sie ist als Privilegierte geboren worden … Deutsch Wörterbuch
Alfred Worden — Land (Behörde): USA (NASA) Datum der Auswahl: 4. April 1966 (5. NASA Gruppe) Anzahl der Raumflüge: 1 … Deutsch Wikipedia
Alfred Merrill Worden — Alfred Worden Land (Organisation): USA (NASA) Datum der Auswahl: 4. April 1966 (5. NASA Gruppe) Anzahl der Raumflüge: 1 … Deutsch Wikipedia
Hank Worden — (* 23. Juli 1901 in Rolfe, Iowa; † 6. Dezember 1992 in Los Angeles, Kalifornien), eigentlich Norton Earl Worden, war ein US amerikanischer Rodeoreiter und Schauspieler. Er war eng mit dem Regisseur Howard Hawks befreundet und gehörte zum engeren… … Deutsch Wikipedia
Marc Worden — (eigentlicher Name: David Marc Worden) (* 5. Juni 1976 in Toronto, Ontario) ist ein kanadischer Filmschauspieler und Moderator. Über Marc Wordens Privatleben weiß man lediglich, dass seine Mutter Susan heißt und sein Vater David bereits früh… … Deutsch Wikipedia
Lyzegwinus, S. — S. Lyzegwinus, Bischof von Canterbury. S. S. Bregwinus. Ende des dritten Bandes. 1 Da Hueber, wie in Vielem, so auch in Bezeichnung der Ortschaften sehr ungenau ist, so haben wir diesen Ort nirgends finden können. Vielleicht ist es Montemurlo,… … Vollständiges Heiligen-Lexikon
Livia Drusilla — Porträt Livias (Abguss eines Originals in der Ny Carlsberg Glyptotek Livia Drusilla (* 30. Januar 58 v. Chr.; † 29 n. Chr. in Rom), meist nur kurz Livia genannt, war die langjährige dritte Ehefrau des … Deutsch Wikipedia
Adolf I. von der Mark — Adolf I. Graf von der Mark (* vor 1182; † 28. Juni 1249), bis 1226 auch Adolf I. Graf von Altena Mark genannt, war der Sohn von Friedrich von Berg Altena und der Alveradis von Krieckenbeck (* um 1155; † nach 1220, urkundlich erwähnt zwischen 1173 … Deutsch Wikipedia